Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zij [18]bekent toch niet, dat Ik haar het [19]koren, en den most, en de olie gegeven heb, en haar het zilver en goud vermenigvuldigd heb, [dat] zij tot den Baal [20]gebruikt hebben. 18. Of, weet, erkent; dat is, zij wil het niet weten, of bekennen, het is een moedwillige onwetendheid; of zij neemt het niet ter harte. 19. Allerlei zegen. 20. Of, [waarvan] zij een Baal gemaakt hebben. Hebreeuws, gedaan, gemaakt, bereid. God wil zeggen dat zij al zijn schone gaven schandelijk ter afgoderij misbruikt hebben. Van Baal zie Richt.2:11, en vergelijk Ezech.7:20, en Ezech.16:16,17,18,19, onder hfdst.8 vs.4, en hfdst.12 vs.2.